Henk Pijnenburg
Henricus Antonius Martinus Maria (Henk) Pijnenburg (Helmond, 21 augustus 1940) is een Nederlands bestuurder en adviseur in de kunstensector. Hij heeft zich ingezet voor de promotie van moderne kunst in Helmond en de opbouw van een moderne kunstcollectie voor Museum Helmond. Daarnaast ontwikkelde hij als docent een tekenmethode voor het basisonderwijs.
Levensloop
[bewerken | brontekst bewerken]Pijnenburg werkte van 1964 tot 1973 aan de Silvesterschool in Helmond. Na het afronden van de studie Onderwijskunde verdiepte hij zich in de kunstgeschiedenis en gaf hij les aan de Academie voor Beeldende Vormgeving in Tilburg en de nieuwe lerarenopleiding van Fontys Hogeschool voor de Kunsten in Tilburg. Hij bekleedde diverse bestuursfuncties en was adviseur aankopen moderne kunst en voor de gemeente Helmond. Hij heeft meerdere publicaties op zijn naam staan en is een verzamelaar van moderne kunst.
Henk Pijnenburg is getrouwd en heeft twee kinderen.
Tekenmethode 'Leven, beleven en ontdekken'
[bewerken | brontekst bewerken]Tijdens zijn werkzaamheden aan de Silvesterschool in Helmond ontwikkelde Pijnenburg een geheel nieuwe tekenmethode voor de lagere school. Het tekenonderwijs werd in die tijd gedomineerd door de Vrije Expressie, waarbij het uitgangspunt is dat in ieder kind een kunstenaar schuilt, mits het volledig vrij is, niet geremd door invloeden van buitenaf. De tekenmethode van Pijnenburg is tegengesteld aan de Vrije Expressie en gaat uit van het fenomenologische idee van de wederkerige wisselwerking tussen subject en object: aan beide moet veel aandacht besteed worden voordat een kind gaat tekenen. Dit heeft pedagogische, didactische en organisatorische consequenties: kinderen moeten zich eerst inleven in een bepaald onderwerp (zoals een verhaal, klassieke muziek, de natuur, beeldende kunst) voordat er een tekening, verhaal of gedicht over kan worden gemaakt.
In 1967 en 1968 verscheen van Pijnenburg de tekenmethode Leven-beleven-ontdekken in vier delen.[1] De tekenmethode kreeg landelijke bekendheid en Pijnenburg leverde een bijdrage aan meerdere publicaties, waaronder tijdschrift Aldoende, ‘muzisch werkboek voor het basisonderwijs’.[2]
In diverse media werd aandacht besteed aan de tekenmethode, zoals Muziekmozaïek (1967).[3] In januari 1971 publiceerde het tijdschrift Avenue een gedicht van een van de leerlingen van Pijnenburg.
In 2009 organiseerde de Cacaofabriek in Helmond de tentoonstelling Leven, beleven en ontdekken.[4] met een selectie van de kindertekeningen die Henk Pijnenburg in zijn jaren als docent had verzameld. Deze tentoonstelling was voor Cobra Museum aanleiding om 50 tekeningen op te nemen in de tentoonstelling Klee + Cobra. Het begint als kind (2012).[5] In de aankondiging van de tentoonstelling schreef de toenmalige directeur van het Cobra Museum, Katja Weitering, over de kindertekeningen:
De collectie kindertekeningen die door Henk Pijnenburg is bijeengebracht getuigt van een onconventionele visie op de ontwikkeling en stimulering van creativiteit bij kinderen. Tegen de tijdgeest in heeft Pijnenburg in de jaren zestig en zeventig een nieuwe methode ontwikkeld. Deze heeft geresulteerd in kindertekeningen die krachtig, helder en volledig ongekunsteld zijn. In hun originaliteit en fantasie overtreffen sommige kindertekeningen zelfs het werk van Cobra en Klee.
De tentoonstelling was onderdeel van een online experiment van experimenteel psycholoog Thomas Pronk waarin hij bezoekers vroeg een oordeel te geven over 15 kindertekeningen en 15 werken van Klee.[6] Na de tentoonstelling schonk Pijnenburg zijn gehele collectie kindertekeningen aan het Cobra Museum.
Moderne kunst in Helmond
[bewerken | brontekst bewerken]Henk Pijnenburg is enkele decennia betrokken geweest bij de promotie en expositie van moderne kunst en bij de totstandkoming van de collectie moderne kunst voor het gemeentemuseum Helmond.
Bestuurslid Stichting Beeldende Kunst Helmond
[bewerken | brontekst bewerken]Van 1965-1984 was Henk Pijnenburg bestuurslid en voorzitter van de Stichting Beeldende Kunst Helmond en van 1978-1989 was hij adviseur aankopen moderne kunst van de gemeente Helmond.
Helmond was in de jaren 60 van de vorige eeuw een arme industriestad met nauwelijks aandacht voor moderne kunst. Daar kwam in 1963 verandering in met de oprichting van de Stichting Beeldende Kunst Helmond. De stichting organiseerde exposities in Kunstzaal ’t Meyhuis, aanvankelijk in een winkelpand aan de Markt en vanaf 1967 in een expositieruimte van 180 vierkante meter onder het Traverse-viaduct.
Henk Pijnenburg was sinds 1965 bestuurslid en sinds 1978 voorzitter van de stichting. Kunstzaal ’t Meyhuis ontwikkelde mede dankzij Pijnenburg een goede, landelijke reputatie door gedurfd beleid, met tentoonstellingen van nationale en internationale kunstenaars.[7] In 1983 werd besloten over te gaan tot liquidatie van de stichting in 1984, omdat de financiële situatie door een afnemende subsidie van de gemeente steeds nijpender werd. De beslissing om te stoppen werd vergemakkelijkt doordat de gemeente Helmond besloot het beheer en de expositie van moderne kunst in eigen hand te nemen. ’t Meyhuis ging na de liquidatie van de stichting als tentoonstellingsruimte op in Museum Helmond. In 2001 verhuisde het museum naar de nieuwe Boscotondohal. Het pand onder het Traverse-viaduct werd in 2007 gesloopt.
De laatste tentoonstelling in ’t Meyhuis, Dutch Gravity was in 1983 een van de spectaculairste. Kunstenaars René Daniëls, Rob Scholte, Hewald Jongerius en Roland Sips reageerden met een gezamenlijk kunstwerk op de New Yorkse graffitikunstenaars aan wie ’t Meyhuis eerder aandacht had gegeven. Het kunstwerk (26 rollen papier) ligt opgeslagen in het Van Abbemuseum en is in 2012 te zien geweest in het Centraal Museum in Utrecht.[8]
Adviseur aankopen moderne kunst
[bewerken | brontekst bewerken]In 1978 werd Henk Pijnenburg op verzoek van de gemeente Helmond adviseur aankopen moderne kunst. Hij werkte in die functie samen met Jan Bongaarts, hoofd van de gemeentelijke beleidsafdeling Kunst en Cultuur. Bongaarts verzorgde de contacten met de gemeente, Pijnenburg had de contacten met kunstenaars en galeries.
Bongaarts en Pijnenburg zijn verantwoordelijk voor de opbouw van een diverse en kwalitatief hoogstaande kunstcollectie.[9] Zij zijn begonnen met de aankoop van Nederlandse en Belgische schilders, onder meer Reinier Lucassen, Roger Raveel, Alphons Freijmuth, Jan Roeland, Jan Sierhuis, Armando en René Daniëls. Daarna werd verder gekeken naar jonge Italianen (Ceccobelli, Gallo, Dessì), jonge Fransen (Boisrond, Combas, Di Rosa) en graffitikunstenaars (Blade, Quik, Rammellzee).[10]
In 2023 publiceerde Pijnenburg het boek Er was eens. Henk Pijnenburg en de kunst in Helmond én daarna[11] over zijn tijd als bestuurslid Stichting Beeldende Kunst Helmond en adviseur aankopen moderne kunst van de gemeente Helmond. Het boek, uitgegeven in eigen beheer en in een gelimiteerde oplage, was een geschenk aan Museum Helmond, dat de opbrengsten uit de verkoop mocht houden.
Graffiti
[bewerken | brontekst bewerken]Henk Pijnenburg heeft zich sinds de jaren 80 ingezet voor de acceptatie van graffiti als kunstvorm en voor de acceptatie van zwarte kunstenaars. Hij is daarmee doorgegaan nadat hij was gestopt met zijn werkzaamheden voor de gemeente Helmond. Pijnenburg was (mede)organisator van tal van spraakmakende tentoonstellingen en was verantwoordelijk voor meerdere tentoonstellingscatalogi en andere publicaties. De belangrijkste zijn New York Graffiti, Quik + Blade en Coming from the Subway.
New York Graffiti
[bewerken | brontekst bewerken]Henk Pijnenburg was als adviseur betrokken bij de tentoonstelling New York Graffiti in ‘t Meyhuis in 1985. Het was een van de eerste relevante graffititentoonstellingen in Nederland.[12] De opening van de tentoonstelling werd verricht door Wim Beeren, de pas aangetreden directeur van het Stedelijk Museum in Amsterdam. De tentoonstelling was het jaar erop te zien in het Leopold-Hoesch-Museum in het Duitse Düren.
Pijnenburg was ook betrokken bij de solotentoonstelling in 1986-1987, eveneens in Helmond, van Rammellzee.[12] Het was de eerste solotentoonstelling van deze belangrijke New Yorkse graffitikunstenaar. De tentoonstelling is in 1987 ook te zien geweest in het Groninger Museum.
Quik + Blade
[bewerken | brontekst bewerken]Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van Edah in Helmond organiseerde Henk Pijnenburg in 1992 de dubbeltentoonstelling van de New Yorkse graffiti kunstenaars Quik en Blade in Kunstzaal ’t Meyhuis in Helmond.[12] Museum Helmond mocht bij die gelegenheid de werken The Voyage van Blade en Tears of a Clown van Quik aan de collectie toevoegen.
Pijnenburg was ook verantwoordelijk voor de samenstelling van de tentoonstellingscatalogus van de Blade + Quik-tentoonstelling.[13] De vormgeving was van Swip Stolk. De catalogus werd verkozen tot een van de best verzorgde boeken van 1992 en tentoongesteld in het Stedelijk Museum in Amsterdam.[14]
Coming from the Subway
[bewerken | brontekst bewerken]Van 4 oktober 1992 t/m 10 januari 1993 was in het Groninger Museum de tentoonstelling Coming from the Subway te zien over de New Yorkse graffitibeweging.[12] Henk Pijnenburg was een van de initiators en samenstellers van de tentoonstelling en van de tentoonstellingscatalogus Coming from the Subway. New York Graffiti Art. History and Development of a Controversial Movement.[15] De tentoonstellingscatalogus was een van de eerste standaardwerken over de graffitibeweging en een van de belangrijkste publicaties tot dan toe.
Het werk werd uitgegeven in drie talen: Nederlands, Duits en Frans. Een Engelstalige versie kwam er niet omdat uitgevers uit de Verenigde Staten toen niets van graffiti moest hebben. Graffiti werd in die tijd met name in de Verenigde Staten gezien als een sociaal probleem in plaats van een kunststroming.[16] De tentoonstellingscatalogus werd vormgegeven door de toenmalige huisdesigner van het Groninger Museum, Swip Stolk. De rijk geïllustreerde catalogus (270 illustraties in kleur) bevatte essays over de ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling van de New Yorkse graffitibeweging en portretten van de belangrijkste graffitikunstenaars: A-One, Blade, Bill Blast, Crash, Daze, Dondi White, Futura 2000, Keith Haring, Koor, Lady Pink, Lee, Noc 167, Phase 2, Quik, Rammellzee, Seen, Toxic, Zephyr.
- ↑ Pijnenburg, Henk (1967–1968). Leven-Beleven-Ontdekken. Helmond: Drukkerij-Uitgeverij Helmond.
- ↑ Ad. J. Odijk, ‘Kunstzinnig boek voor de jeugd: genoeg gepraat, nu "aldoende" aan de slag’, in: de Volkskrant, 9 oktober 1971: “Zeer interessant is ook de bijdrage van Henk Pijnenburg, onderwijzer in Helmond en ook bekend als auteur van de boekjes over tekenonderwijs op de lagere scholen. Hij vertelt hoe hij met zijn klas het onderwerp ‘tandarts’ bij de kop nam. De kinderen speelden tandartsje en patiënt en maakten opstelletjes en gingen dan met allerlei tekenmateriaal en grafische apparatuur aan het werk. De resultaten waren verbluffend.”
- ↑ de Volkskrant, 25 september 1968: “Voor kunstpedagogen: in Willem Duys’ Muziekmozaïek komt maandag 30 september van vijf over acht tot negen uur een programma rond Henk Pijnenburg, 28, onderwijzer aan de Silvesterschool in Helmond. Wat die met kinderen doet, is ongelooflijk: hij laat een stuk muziek horen en zet de kinderen vervolgens aan het tekenen en opstellen maken, hij gaat met ze naar een tentoonstelling en krijgt fantastische verhalen uit de kinderen, hij laat ze improviserend zingen en de zang begeleiden en dramatiseren. Sinds enige tijd is Henk Pijnenburg leraar tekenen aan het Theo Driessen-Instituut. Hij is bezig zijn methode te publiceren in een zevendelige reeks boekjes [...]. Het tweede deel is juist verschenen.”
- ↑ Kindertekeningen sieren de wanden van Nederlandse Cacaofabriek “Vanaf komende zondag is de presentatie 'Leven, beleven en ontdekken' te zien. Het zijn tekeningen van Helmondse schoolkinderen die les hebben gehad van Henk Pijnenburg.”. Gearchiveerd op 3 juni 2023.
- ↑ Uitmagazine Over de bijdrage van de kindertekeningen aan de tentoonstelling: “In de jaren zestig en zeventig introduceerde Henk Pijnenburg op de St. Silvesterschool in Helmond een nieuwe en voor die tijd baanbrekende lesmethode. De bevlogen onderwijzer nam zijn leerlingen mee naar musea en exposities, en toonde hen allerlei kunstwerken. Niet om die op schoolse wijze door hen te laten reproduceren, maar om de creativiteit van de kinderen te prikkelen. Zijn werkwijze leverde vele bijzondere tekeningen op die krachtig, helder en volledig ongekunsteld zijn. Van zijn collectie, die bijeenbracht is in de jaren 1964-1973 en landelijke faam verwierf, wordt een selectie van 50 kindertekeningen getoond.”. Gearchiveerd op 3 juni 2023.
- ↑ Michiel van Nieuwstadt, ‘Is dit kunst of kinderwerk?’, in: NRC Handelsblad, 26 januari 2012: “En toch, zegt Weitering [directeur Cobra Museum], zijn er in een aparte zaal van haar museum vanaf het einde van deze maand kindertekeningen te zien die van het werk van Klee niet of nauwelijks te onderscheiden zijn. Het zijn tekeningen die de bekende tekenleraar Henk Pijnenburg in de jaren zestig en zeventig maakte met een schoolklas in Helmond. Hij deed zijn leerlingen technieken aan de hand. Hij leerde ze razendsnel schetsen. Hij besprak in de klas de grote meesters. 'De tekeningen van die klas zijn van een ongelooflijke kwaliteit', zegt Weitering. ‘Als je ze naast het werk van Klee legt, dan kun je soms niet zeggen met welke van de twee je te maken hebt.’”
- ↑ Henk van Weert, ‘Helmondse collectie moderne kunst grensverleggend en confronterend’, in: Eindhovens Dagblad, 8 maart 1988: “Henk Pijnenburg mag het Helmond van nu graag vergelijken met een stad in de voor-renaissance. Een grote culturele opbloei ligt in het verschiet. Mits Helmond niet te flauw is om nu behoorlijk te investeren in moderne kunst. Gebeurt dat, dan zal de deur naar de Helmondse ‘renaissance’ open zwaaien. ‘We hebben nu een jaarbudget van 40.000 gulden per jaar voor aankopen op het gebied van moderne kunst. Zeer weinig. Dat zou toch eigenlijk het dubbele moeten zijn. We moeten Helmond op het gebied van moderne kunst nog meer push geven dan nu al gebeurt. Aan de toekomst denken’, zegt de Deurnese adviseur voor kunstaankopen door de gemeente Helmond. Een klein bedrag of niet, feit is dat Helmond in tien jaar tijds een behoorlijke verzameling heeft kunnen opbouwen. Een verzameling werk waaraan nationaal en internationaal bekende namen verbonden zijn. Een collectie ook, die in de loop van de tijd veel meer waard is geworden, dan er in geïnvesteerd is.”
- ↑ Sandra Smallenburg, ‘Lak aan ideeën, gewoon lekker schilderen’, in: NRC Handelsblad, 1 maart 2012: “In navolging van de Amerikanen gingen ook Nederlandse schilders als Erik Andriesse en René Daniëls met spuitbussen in de weer. Andriesse, zelf in het bezit van werk van Rammellzee, schilderde en spoot zijn bloemen als ‘tags’ op het doek. En Daniëls richtte samen met Hewald Jongenelis, Rob Scholte en Roland Sips het collectief ‘Spray Armee’ op, als tegenreactie op de Amerikaanse graffitispuiters. Onder het mom ‘wat die jongens doen, kunnen wij beter’, werkte het viertal in juni 1983 drie dagen lang in ’t Meyhuis in Helmond aan een gezamenlijk graffitikunstwerk dat zich uitstrekte over in totaal 26 rollen papier. ‘Hollandse gravity’, noemden ze het eindresultaat. De rollen bleken nog te bestaan en lagen opgeslagen in het depot van het Van Abbemuseum, zo ontdekte Bosma. Voor de tentoonstelling in Utrecht worden ze voor het eerst in bijna dertig jaar weer uitgerold.”
- ↑ ‘Frans Haks: "Kunstcollectie nog meer profiel geven"', in: Eindhovens Dagblad, 8 maart 1988. Franks Haks, directeur van het Groninger Museum zegt in een interview met de krant: "In Helmond wil men met de collectie informeren, een beeld van de tijd geven. Tonen wat typisch is van deze tijd. Dat is een mentaliteit, waar hier terecht voor gekozen is.”
- ↑ Erik Beenker, ‘Helmond gaat over van bidprent op graffiti-kunst’, in: de Volkskrant, 12 februari 1985: “Zijn [Henk Pijnenburgs] enthousiasme voor moderne kunst – ‘het is fantastisch wat je met weinig geld kunt doen, veel meer gemeentes zouden dit kunnen’ – werd de basis voor de kunstcollectie. Eerst werd het werk van Nederlandse en Belgische schilders aangekocht, onder andere werk van Lucassen, Raveel, Freymuth, Jan Roeland, Jan Sierhuis, Armando en René Daniëls, maar al snel werd verder gekeken. Naast jonge Italianen, jonge Fransen en Neue Wilden zitten ook graffiti-schilders uit New York in de collectie. Niet zonder trots wordt verteld hoe gerenommeerde musea uit de collectie putten. Ook de waardevermeerdering blijft niet onvermeld.”
- ↑ Pijnenburg, Henk (2023). Er was eens. Henk Pijnenburg en de kunst in Helmond én daarna. Enschede, Boekengilde. ISBN 9789464373691.
- ↑ a b c d Angela van Paasen, De institutionalisering van street art in Nederland, Eindwerkstuk BA, Taal- en cultuurstudies, Universiteit van Utrecht, april 2017, p. 29 Lees online. Gearchiveerd op 3 juni 2023.
- ↑ Pijnenburg, Henk (1992), Blade + Quik. Tentoonstellingscatalogus. Naar een ontwerp van Swip Stolk.
- ↑ Wim van der Beek, 'Rookwolken rond graffiti opgetrokken', in: De Telegraaf, 20 november 1992: “Nu de rookwolken rond graffiti zijn opgetrokken kunnen de sporen die zijn nagelaten overzichtelijk in beeld worden gebracht. De tijd is rijp voor een inventarisatie. Daarvoor tekenden wederom het Groninger Museum en het Gemeentemuseum van Helmond. Met ‘Coming from the subway’ eist Groningen het predicaat ‘graffitistad van Nederland’ op, terwijl in Helmond de graffiti-kunstenaars Quik en Blade de gelegenheid hebben gekregen om fors uit te pakken.”
- ↑ Hoekstra, Froukje (red.), Max Rens, Frans Haks, Henk Pijnenburg e.a. (1992), Coming from the Subway. New York Graffiti Art. Geschiedenis en ontwikkeling van een controversiële beweging. Groningen: Benjamin & Partner en Groninger Museum.
- ↑ Wim van der Beek, 'Rookwolken rond graffiti opgetrokken', in: De Telegraaf, 20 november 1992: “In de Verenigde Staten wil het nog steeds niet echt vlotten met de erkenning van graffiti als volwaardige kunstuiting. Het groot-stedelijke verschijnsel leidt daar een kwijnend bestaan na de grote schoonmaakacties in New York onder de bezielende leiding van zijn toenmalige eerste burger, Edward Koch. Gedurende zijn ambtstermijn van 1978 tot 1989 bond hij als een getergde leeuw de strijd aan met de straatkunst die hij hardnekkig als vorm van vandalisme bleef beschouwen.”